Hoe ben je bij de zen geraakt?
Ik heb de zen dankzij mijn tekenen ontdekt. De zen is dus echt
in mijn leven gekomen via die weg, zonder dat ik het wilde, onvoelbaar
en natuurlijk. Tijdens één van mijn tentoonstellingen
hoorde ik een lerares haar leerlingen met grote, enthousiaste gebaren
uitleggen dat mijn werk getuigde van de zengeest: het volle en de
leegte, en dergelijke. Ik was geïntrigeerd en begon met die
vrouw te spreken, die me een beetje excentriek leek. Ze vertelt
met dat ze in Parijs beoefent en zegt dat ze in mijn werk echt herkent
wat ze in haar beoefening ervaren heeft. Maar ik blijf sceptisch
en vergeet het voorval onmiddellijk. Pas later krijgt die ontmoeting
een echo in een andere ontmoeting met een vriend, die me uitnodigt
om mee te gaan naar een sesshin in Mozet. Ik zeg snel ja, en op
die sesshin voel ik dat wat daar gebeurt mijn leven overhoop zal
gooien. Het was alsof ik een vertrouwde geur rook, alsof ik de zin
van mijn bestaan herkende. Ik voelde dat als ik op deze weg zou
blijven, dat vertrouwde me nooit meer zou verlaten. En dat is gebeurd.
Kun je een verband zien tussen je werk als kunstenaar en zazen?
Het
eerste dat daarbij in me opkomt is de subtiele mengeling van vrijheid
en beperking, willen en loslaten. Als ik als kunstenaar mijn werk
wil verspreiden, het wil laten gekend zijn, het wil delen met de
anderen, dan moet ik tentoonstellen. Een tentoonstelling houdt beperkingen
in: je moet je schikken naar een agenda, werk van een zekere kwaliteit
leveren, een deadline eerbiedigen, enzovoort. Het gevaar dreigt
van in een soort gewoonte terecht te komen, een gangbare en ‘verplichte’
manier van werken, zoals in een gesloten circuit, een systeem waaruit
geen enkele vrijheid meer kan voortkomen.
In zazen is dat ook zo: om naar zazen te gaan, in een dojo of
op een sesshin, moet je jezelf een aantal beperkingen opleggen,
wilskracht aan de dag leggen: vroeg opstaan, op tijd naar de zazen
gaan, voor de muur gaan zitten en de houding innemen. Maar zodra
je op je zafu zit, kan er via het loslaten in zazen een immense
vrijheid uitgedrukt worden. Je moet waakzaam blijven, erop letten
dat je niet altijd dezelfde wegen opgaat, in dezelfde richting loopt,
opdat de confrontantie met jezelf en het heelal – zowel in
zazen als op het tekenblad – altijd nieuw blijft. Waakzaam
blijven is vermijden de dingen automatisch te doen, goed observeren,
en de geest en de blik van de beginner behouden. Want het zijn die
geest en die blik die energie scheppen. Als ik een tekening maak,
leg ik al mijn beschikbare energie op dat moment in die tekening,
een energie die ik deel met wie mijn tekening zal ontvangen. Ook
tijdens zazen deel ik veel energie in de dojo.
Kunst is in mijn leven een kwestie van intensiteit en noodzaak,
zoals voedsel. Ik wil of kan dus niet zonder, want het geeft mijn
leven waarde. Dat is ook zo voor mijn zazenbeoefening.
Om af te sluiten is de artistieke discipline die ik gekozen heb
veeleisend en zonder omwegen. Het is een discipline die –
in tegenstelling tot misschien de schilderkunst – elk modeverschijnsel
afwijst. Een tekening is een eenvoudige en universele uitdrukking.
Zoals zazen nodigt tekenen je uit om je te concentreren en naar
de essentie te gaan.
Kun je ons een idee geven van je techniek?
Mijn
werk is echt begonnen op de dag dat mijn broer me Chinese penselen
gaf. Je moet die recht houden, zoals bij kalligrafie. Hierdoor kun
je het essentiële van een trek weergeven, met een absolute
finesse. Je kunt een beweging vatten, een houding, en er de essentie
van tonen. Dat probeer ik te doen. Van de danser van het Ballet
van Vlaanderen die ik tijdens een repetitie tekende– en die
een beetje op een monnik in zazen lijkt – zou je kunnen zeggen
dat er een stuk van ontbreekt. Maar dit is wat mijn blik van de
observatie heeft behouden: een deel van de contouren van een lichaam,
dat zich van zijn contouren bevrijdt, en gesuggereerd wordt. Het
is interessant om de deur open te laten.
Ik had een tekenleraar die me zei: ‘"Als je voor een
tekening tien minuten hebt, dan observeer je negen minuten en gebruik
je er één om te tekenen.’" Van deze discipline
heb ik veel geleerd. Observatie is van kapitaal belang. Later moet
je leren om juiste lijnen te zetten, zonder te gommen, met één
enkele trek, zeker en geconcentreerd.
Heeft deze manier van de dingen te zien een invloed
gehad op je rol als dojoverantwoordelijke?
Ja.
Als dojoverantwoordelijke word ik met veel mannen en vrouwen geconfronteerd,
met zeer uiteenlopende persoonlijkheden en gevoeligheden. Sommigen
willen met mij praten en vragen om raad, anderen niet. De deur openlaten
betekent je kunnen aanpassen, tolerant zijn, kunnen luisteren op
elk moment, en mededogen voelen. Maar het is ook de regels doen
respecteren waardoor een dojo goed kan draaien, indien nodig de
speelruimte inperken, maar zonder rigide te zijn. En ook dat op
een juiste en geconcentreerde manier. Je moet verantwoordelijkheden
kunnen geven en iedereen met zijn moeilijkheden en hindernissen
werkelijk de ervaring laten opdoen van zijn eigen verantwoordelijkheid.
Maar ook, mocht het nodig zijn, er zijn om te helpen en te behoeden
tegen ontmoediging. Dat evenwicht moet je vinden, een juiste middenweg.
Mijn bodhisattvanaam gaat trouwens in die richting, Jiki, energie
van het mededogen.
Kun je ons in enkele woorden zeggen wat volgens jou de relatie
tussen een meester en een leerling moet zijn?
Dat
is een delicate vraag. Delicaat en moeilijk. De relatie tussen meester
en leerling is moeilijk te definiëren en ambigu, omdat ze zowel
een kwestie van individuen is, van de confrontatie van twee mensen,
als iets anders, iets groters, iets dat zich op de weg opent en
dat onderricht is. Ik denk dat je, om een goede relatie te
hebben met een meester, dus een zuivere en echte relatie, alle bedenkingen
over wat aangenaam en onaangenaam is moet laten vallen. Je moet
het onderricht volgen, niet de meester. Arnaud Desjardins zegt:
‘Je verandert de mensen niet.’ Dat betekent dat onze
problemen uit ons komen, en dat ze niet van buiten komen. Ze worden
ook alleen maar in ons opgelost, de antwoorden komen niet van buiten.
Maar een goede relatie met een meester kan je daarin leiden, op
efficiënte wijze. Welk belang heeft de last die je in zazen
voelt, of de conflicten die we met anderen ego’s hebben? Het
zijn verschijnselen. Wat telt is, zoals Dogen zei, een ‘vriend
in het goede’ vinden, iemand die er is, i shin den shin, enkel
om je op de weg te zetten en naar de essentie te gaan. |